Het voordeel van een digitale camera is dat die in het algemeen klein is en dus kun je hem overal mee naartoe nemen. Hierdoor kun je altijd plaatjes schieten. Dat is niet alleen leuk om te doen maar je oefent je fotografenoog ook nog eens. Je leert ‘zien’ en dus zal je een heleboel op zijn gevallen.
Met deze derde oefening gaan we vastleggen wat anderen nooit hebben gezien! Wat ze niet opvalt en waar andere mensen Aan voorbij lopen. Alleen het getrainde oog ziet deze zaken, zaken die gezien mogen worden. Wij noemen ze stadsjuweeltjes.
Heb je wel eens een gootsteen met sop goed bekeken? Of een roestplek? Of een mossige dakpan? Een deur waar de verf afbladdert? Een spons?
Wat gaan we doen?
We gaan op zoek naar oppervlakken en die kun je echt overal vinden. Door het verschil in materialen, zoals steen of hout, ontstaan verschillende beelden. Het materiaaloppervlak maakt zulke beelden mooi.
Wat we gaan doen is beeldvullende afbeeldingen maken van verschillende oppervlakten. Hier hoef je niet aan een compositie te denken, je moet alleen zorgen dat het oppervlak de gehele foto vult. Niets dan het oppervlak mag in de foto.
Door de verschillende materialen, de verschillende texturen kan er een patroon ontstaan. Je kunt ook spreken over een ritme, een soort beeldritme. Veel mensen zoals designers en kunstenaars gebruiken dit soort afbeeldingen voor inspiratie of om hun werk te versterken. Nog een laatste tip voor jullie. Kijk naar kleur, structuur, licht, donker...
Hoeveel?
Je maakt minimaal 15 verschillende foto’s.
Daarvan moeten er 5 goed genoeg zijn om aan je bestanden toe te voegen. Voorzien van titel en beschrijving.
[Een bewerkt voorbeeld. Hier is een blauwe layer overheen gelegd in Photoshop]
